maandag 12 maart 2018

Een high


  

Het overkomt me geregeld dat ik twee teksten lees die niets met elkaar te maken hebben, maar in mijn brein dusdanig klutsen dat ze elkaar verhelderen.
Onlangs had De Morgen een aangrijpend interview met Inge Vervotte, dat vele collega-media haalde: ‘Toen mijn geliefde zelfmoord pleegde, zakte de grond onder mijn voeten weg’. Toen dit relaas me onder ogen kwam, was ik bezig in de aanstekelijke studie Filosofie van de jamsessie door Jurriën Rood. En voilà, het was weer zo laat.
Aan Vervotte, begonnen als vakbondsvrouw, zit volgens mij iets atypisch. Als minister betoonde ze zich solidair. Ze verbond haar lot aan premier Leterme toen deze na een theaterstuk moest aftreden en weinig later, na een hilarische carrousel, zijn opvolger moest opvolgen.
Inmiddels is Vervotte bestuurder. Ze was mij in die functie opgevallen door een ander boek. Het bevatte lunchgesprekken met allerlei managers, waarbij de culinaire kostenstaat was afgedrukt. Een krachtig middel tot karakterschets, omdat de zeker door Hollanders geduchte Vlaamse lunch bij Vervotte bestond uit, meen ik, twee speculoosjes en twee koffies.
Die ascetische schijn kwam terug in het interview met De Morgen. Niet zozeer omdat Vervotte zich tegen voedselverspilling uitsprak, maar omdat burgers zich volgens haar bescheidener mochten opstellen. Groepsbelang ging voor.
Hier begonnen mijn bellen te rinkelen. Jurriën Rood beschouwt de jamsessie als de publieke zaak in een notendop. Een liedje wordt er uitgevoerd met een minimum aan afspraken en een maximum aan vrijheid. Rood vreest nu dat een teveel aan zelfexpressie de samenleving ondermijnt. 
Cruciaal aan de jamsessie vindt hij de ‘vrijwillige onderschikking’ (bereidheid mee te werken). Dat kan verbazen, omdat zulke bijeenkomsten het teken lijken te dragen van de verrassing. Maar de kans daarop is het grootst als muzikanten elkaar ruimte geven en op elkaar reageren. Positieve vrijheid, noemt Rood dat naar Isaiah Berlin, die een gezamenlijk doel aangeeft. En die door ‘afstemming’ meerderen kan bereiken in een scheppende vrijheid.
Zo niet, dan wordt het liedje een etalage voor het individu, hoe virtuoos ook, en moeten aanwezigen bovendien ellenlange solo’s doorstaan. Ironischerwijs leek dat de bedoeling van het Vervotte-interview, in de reeks De vragen van Proust (Trouw had ooit de rubriek Lastige vragen, gebaseerd op Max Frisch). De koptekst eindigde zo: ‘Wie is zij in het diepst van haar gedachten?’
Maar Vervotte behield afstand doordat ze, mét het inzicht dat lijden niet hoeft te worden verstopt, notities had gemaakt en haar openhartigheid niet paarde aan details. Zo willigde ze Roods terugverlangen in naar een scheiding tussen privé en publiek. Filosofie van de jamsessie volgt Richard Sennett namelijk in het idee dat het anti-establishmentsgedachtegoed van Rousseau vele kwaaie pieren opleverde. Zij tonen zich in hun authenticiteit vooral ontremd.
In meerdere parallellen die Rood trekt aan de hand van het begrip vrije meningsuiting evoceert hij dan de delging van een bijeenkomst waarop louter de hardnekkigste spreker gehoord. Daarbij telt het verschil en blokkeert het individu samenwerking. Een ego-jam, die kan uitmonden in wat Rood noemt een bad jam. Het tegendeel van een debat, zonder minimale overeenkomst zichtbaar te maken.
Op haar beurt gelooft Vervotte in een dialoog ‘en dat is niet hetzelfde als de ander willen overtuigen van je gelijk, maar net wél de verschillende perspectieven willen zien en begrijpen, en zoeken naar wat wel gemeenschappelijk kan zijn.’
Hoe dan te handelen? Rood wijst erop dat bij een jam de sessieleider helpt. Deze kan door niet-uitsluitende keuzes richting geven aan uitvoeringen. Vervolgens helpt de muzikant door bewust die autoriteit te ondergaan. De grootsten bevrijden zich radicaal van hun ego. Het gaat dan allang niet meer om regels, maar om opgaan in muziek én collectief (dat volgens Roods voorbeelden al een trio kan zijn).
Deze vorm van overgave huldigt Vervotte ook. Wel vult zij het begrip autoriteit anders in. Ze meldt een neiging tot het aangaan van confrontaties. Mij verheugde het te begrijpen dat deze niet per definitie vernietigen (evenmin als polarisatie). Indien mensen elkaar vertrouwen kan zo’n overgave productief zijn. Men geeft het maximale en vangt desnoods elkaar op – falen mag.
Met die aanpassing lijkt de jamsessie een gepaste metafoor. De beperkingen die Rood stelt, kunnen deels worden opgegeven. Een jamsessie biedt immers de kans om voluit te experimenteren, met het risico dat het misloopt. Gelukkig vormt de band een ruggensteun en dient het experiment het liedje.
Rood refereert aan Herbie Hancock die memoreerde als jong pianist een verkeerd akkoord aan te slaan dat door zijn bandleider Miles Davis prompt werd nagedaan – en dus opgevangen, voor mijn part uit burgerplicht.
Zo groeit de verantwoordelijkheid van de omringenden. Het woord ‘meerderheid’ heeft lang een burgerlijke bijsmaak gekend. Maar Vervotte kant zich tegen zulke labels, omdat ze simplificeren. Ze houdt er niet van zich te schikken, indien dat een verkeerd systeem bekrachtigt. Tegenwoordig is bijvoorbeeld het tegengaan van pesten een zaak voor een groep, die de dader corrigeert door een overtal dat geen immoraliteit duldt.
Is dat niet evengoed een kracht van de ‘jam-maatschappij’, waarin het resultaat de som der delen overtreft? ‘Het betekent spel, avontuur en verantwoordelijkheid tegelijk’, zegt Rood. En hij belooft een high. Een routinebeloning voor een trippende muzikant, maar niet vanzelfsprekend voor een ‘vergaand geatomiseerde wereld’.
Bij debatten kan Roods sessieleider een moderator zijn, maar de sleutelrollen lijken voor de opinist en commentatoren. Juist hun samenspel is geen evidentie, al was het omdat de reactiemogelijkheid op vele sites werd uitgeschakeld. En op plaatsen waar debat wel mag, vinden heel wat opinisten het niet de moeite te reageren op commentaar. Dat is pas bizar, alsof na een solo het thema niet meer hoeft gespeeld – alsnog ego-jamming.
Wie werkelijk vrijheid van meningsuiting wil ervaren, adviseert Rood, sluit zich beter af van elk contact, voor een bestaan in de middle of nowhere.
Heeft Vervotte dat meegemaakt tijdens haar politieke jaren? Toen moest ze in een ‘tactisch en strategisch spel’ berichten, een paradoxale dialoog. Ze laat doorschemeren dat de drive om onrecht te verhelpen misplaatst raakte. Haar afscheid van die kringen rijmt met een uitgesproken voorkeur voor vrijgevochtenheid.
Macht die wil consolideren verdient die naam niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten