zondag 30 november 2014

One Of Us Is Wrong


Het was altijd een leuk spelletje om de klop met de hamer te proberen tegen te gaan. Maar steevast waren knieën weerloos tegen de tik – het lichaam bleek even sterker dan de wil. Zo’n beweging noemde de meester een reflex, en mijn geheugen is te beroerd om zeker te weten of hij toen ook de rilling heeft behandeld.
Het woordje ‘werktuiglijk’. Morgen beter, misschien.
Van mensen die zeer snel schrikken werd beweerd dat ze een slecht geweten hebben. Een dik jaar terug trok er zo’n rilling door me heen bij het zien van een foto van Chris Evert en Jimmy Connors. Die circuleerde in volkomen andere tijden, maar het enige wat deze foto met mij deed, was terugverwijzen naar de werkelijk onverslindbare reeks Het aanzien van.
Iets langer geleden sidderde ik bij verlate kennisname van het bericht dat Hector-Jan Loreis was gestorven. Mogelijk gaf mijn lichaam een eerbetoon.
Over kinderen wordt van oudsher gezegd dat ze zich juist vloeiend en natuurlijk bewegen. Die notie kan, afgaand op onze lieve kleine piranhas, inmiddels worden uitgebreid tot hun gemanoeuvreer met de computermuis. Bijna gedachteloos gebruiken ze dat ding om in de virtuele wereld te komen waar ze willen.
Er bestaat één handeling die bij hen uit de genetische toverhoed lijkt te komen: het dragen van een voorwerp met een vloeistof. Of het nu een glas drank is of een schaaltje met water – plots lijken kinderen bijna bevroren om het voorwerp een paar meter verderop te krijgen.
Vermoedelijk stoelt het spelletje van eieren dragen op een lepel op hetzelfde ervaringsfeit. Het is bij kinderen dan het lichaam dat op tilt slaat. Uit angst voor een recidive voorbij hun geheugen? Ze bewegen in elk geval alsof ze de leeftijd van de allerrijpsten hebben bereikt. Of ontwaren ze het oppervlak van de vloeistof dusdanig exclusief, dat hun hersenen slechts één signaal uitsturen: pas op, de inhoud kan overstromen?
Dat zou een Truth Be Known mogen heten, als ik even Roger Troutman mag plunderen uit de tijd dat hij met zijn broers een bandje had (The Human Body).
Troutman was een funker. Jazz instigeert grotere lichamelijkheid. Niet eens zozeer vanwege de intenties van het genre die zijn beschreven in dergelijke termen, als wel door de uitwerking op toeschouwers. In reactie op de muziek, met name bij de improvisaties, schokken vooral hun schouders, nek en voeten.
Of komen die lichaamsbewegingen uit een cultuurkritisch compendium dat met de jaren bij de satire is ondergebracht? In een beroemd fragment uit de film Theo en Thea en de ontmaskering van het Tenenkaasimperium lijken ingezetenen van een jazzcafé louter spasmen te vertonen. Inclusief pijprokerij is dat cliché ook uitgevent door Jiskefet (ik meen dat het refereerde aan mieters studentengedoe van hooguit een halve eeuw geleden).
Effectbejag uiteraard, maar kennelijk met voldoende appel om er rekening mee te houden. Of is er een andere reden waarom Amitai Etzioni in De nieuwe gulden regel tot tweemaal toe zegt dat het communitarisme geen standpunt inneemt tegenover jazz? En die procedure als aanbeveling beschouwt omdat communisme, fascisme en godsdienstig fundamentalisme ‘allemaal een afschuw van jazzmuziek hadden’?
Kennelijk wil het ergens niet voor door de knieën gaan.

zondag 23 november 2014

Your votes, please


Wie het eerst komt, die het eerst maalt. Dat spreekwoord gaf ons definitief het voorrecht nadat we in een fabriekshal, uitpuilend van spullen die onder de noemer brocante schijnen te vallen, op de zoveelste milde novemberdag onze keuze hadden laten gaan naar twee stembussen. Bij de kassa kon de mevrouw achter ons haar oren amper geloven.
Het was nochtans liefde op het eerste gezicht. Vermoedelijk door mijn gepasteuriseerde afkomst had ik me bij stembussen iets metalerigs voorgesteld, melkbussen – gastvrij voor carbid. Het bleken echter prachtige houten kisten, met stoffen banden van binnen die het deksel met het inwendige verbonden. Niet dat Hugo de Groot er uit het Muiderslot mee had kunnen worden gesmokkeld, maar ze waren nogal fors.
Waarom zou er, binnen de betrekkelijkheid van tijd en plaats, belangstelling voor zo’n kist zijn? Mogelijk bestaat er zoiets als ambachtelijk stemmen. In vergelijking met een druk op de computerknop geeft het inwerpen van een opgevouwen briefje minder brandstof aan de welvaartsziekte die paranoia heet. De tijd van eenzijdig elektronisch stemmen is voorbij, zegt onze stembus nu al bijna en van opiniepeilingen lijkt hij tabak te hebben.
Ook zijn de politieke twisten die in België uitbraken te herleiden tot een legitimiteitskwestie. Een reeks betogingen kant zich tegen het feit dat een meerderheidsregering maatregelen neemt waarin velen zich niet kunnen vinden. Zij hebben het recht daartegen te protesteren en vakbonden zijn van oudsher het orgaan dat bemiddelt tussen werknemers en de rest.
Voorts is het misschien wel het onderscheidende kenmerk van een democratie dat ze de belangen van de kleinste minderheid behartigt (zie bijv. Scheffer, Het land van aankomst). De kwestie is dan eigenlijk of er voldoende ruimte is voor de ander, die sinds enige tijd met een hoofdletter gespeld wordt.
Uit de stembus moet de ander als het ware als een duveltje als een doosje kunnen opspringen. Daar mag men niet alleen iedereen oprecht blij om zijn, men mag er, gevoed door het graan van de overtuiging, daadwerkelijk wat mee doen.
Uit tijden die inmiddels onmetelijk ver weg lijken, stammen immers analyses dat ‘tolerantie’ te vrijblijvend is. Vanaf Clarence Seedorf bezigden allochtone Hollandse voetballers ook een term, die inmiddels alle topvoetballers overgenomen hebben: ‘respect’.
Zoals het boekje Peinzen. 49 filosofische vragen voor kinderen echter al aangaf: ‘Respect betekent niet-veroordelen. Maar de belangrijke kwestie is of dat grenzeloos kan. Bestaan er voorwaarden om respect te koesteren?’ Ai, een paradoxendreiging! Hierover heeft filosofe Baukje Prins geschreven: ‘Hoe zouden we van deelnemers in een debat kunnen eisen dat ze zich keurig houden van de “gouden regel” van het wederzijds respect, terwijl we de vrijheid van meningsuiting beschouwen als het hoogste goed van een vitale democratie?’
Nederland bevindt zich dan in de hoogtijdagen van het poldermodel, van de paarse coalitie die in haar depolitiserende aandriften voorgaf kleurloos te zijn. Stemmen leek eigenlijk geen effect meer te geven. Ook de meest leerzame ogen, die van buiten Europa, meenden dat te zien. Ian Buruma en Avishai Margalit hebben ze laten getuigen in Occidentalisme:

‘Handelaars, of ze nu tot de petit bourgeoisie behoren of tot de altijd bezige mannen van de wereld, zijn slechts geïnteresseerd in de bevrediging van individuele verlangens, iets wat “een hoger moreel besef van de wereld en het geloof in idealen” ondermijnt. De liberale democratie is het politieke systeem dat het best bij handelaars past. Het is een competitief systeem waarin verschillende partijen elkaar bestrijden en waarin de belangentegenstellingen alleen kunnen worden opgelost door onderhandeling en compromis. Het is per definitie onheroïsch en daarom in de ogen van hen die erop neerkijken, verachtelijk, krachteloos, middelmatig en corrupt.’

Die laatste krachttermen kregen bijval binnen Europa, van stemmen die zich kritisch achten. Ze vallen moeiteloos terug te vinden in politieke nieuwsberichten uit linkse hoek op het web. Gebeurt dat al niet in de hoofdtekst, dan in elk geval in de comments die een aanhankelijkheid tonen waar een land op het Songfestival voor zou tekenen.
Dat maakt het even voorspelbaar dat vanuit de bestookte overzijde dan weer de vraag gerezen is of een meerderheid rechten heeft tegenover wat wordt ervaren als de tirannie van een minderheid. Of dat de ander, met of zonder hoofdletter, dus niet doodgewoon een ikke is wiens hachje gered moet. Ze moeten misschien wel lachen of hoofdschudden om het verwijt dat regeringspartijen zich niet houden aan hun verkiezingenbeloften.
Zoveel is zeker: het is nooit goed.
Misschien voelen politieke partijen beter dan welke ‘actor’ dat voortgang altijd de dood of de gladiolen is. Een interne crisis is niet alleen een ‘opportuniteit’ voor tegenstanders, maar ook voor de eigen gelederen.
Het netto resultaat is dat de nieuwsconsument, die men onvermijdelijk is, nog meer afkeer krijgt van ‘de politiek’. Of dat helemaal klopt, zou mijn geloof niet wezen. (Ik ben dan ook niet zo bijdehand als Goethe, die verklapte: ‘Wie handelt is altijd gewetenloos; alleen wie toeschouwt heeft een geweten.’ Dit maxime annex stemadvies, voor de blanco-optie, staat in Over het nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven van een zekere Nietzsche, met diens goedkeuring.)
Eén van onze verworven kisten kijkt ons aan alsof hij irritaties heeft in de mondhoeken. Uit slaaptekort, een vitamine C-gebrek of gewoon een iets te uitgesproken mening? Beide zijkanten van de stemspleet zijn afgebroken. Ik ben geen liefhebber of beoefenaar van symboliek, maar het valt niet te ontkennen dat door de afkeer van politiek de balans in de uitslagen een beetje weg is. Stemmers zitten niet meer overwegend in het midden, zoeken vaker de randen op.
Ons brocanterigheidje blikt hopelijk vooral nieuwsgierig naar de wereld. Overigens is het plan om in de stembussen al dat disparate kinderspeelgoed op te bergen waar we normaliter onze benen over breken. Ook stamt de uitdrukking van het eerst komen en eerst malen uit de molenaarsbranche. Gaat zelfs een keuze in een brocanterie over het dagelijks brood?

donderdag 13 november 2014

Bella ciao


Zonder shuffle kom je nergens. Plots klonk er een liedje dat me terugbracht naar lang her. Inspectie leerde dat het ging om ‘Bella ciao’. Ik waande me weer een jaar of zestien, en speelde een blauwe maandag gitaar voor het Socialisties Koor. Een beetje raar want eigenlijk was ik pianist, maar ik deed mee op aanbeveling van de andere, veel betere gitarist die eigenlijk bas speelde.
Moeilijk zal de muziek dus niet geweest zijn. Zeker in vergelijking met de choquerend ingewikkelde jazzrock die we elders dachten te maken, bood dat theoretisch kansen om een groter publiek te bereiken. Adorno heeft geredeneerd dat beschaafde mensen niet meer verontwaardigd hoeven zijn over het radicale, maar zich kunnen verschansen achter de onbeschaamd bescheiden bewering dat ze het niet begrijpen. ‘Daardoor wordt ook het verzet, de laatste negatieve betrekking tot de waarheid, opgeruimd en het aanstotelijke object wordt glimlachend gecatalogiseerd onder zijns gelijken, de gebruiksgoederen, waartussen men de keus heeft en die men kan afwijzen, zonder zelf ook maar de verantwoordelijkheid ervoor te dragen.’
Niks daarvan, toen. Begrijpen! Confronteren! Bloeien!
Volgens de geplogenheden van heden zou ik meewarig of lacherig moeten doen over dat Socialisties Koor, bijvoorbeeld door iets over de spelling op te merken, of omdat volgens de mythe destijds bijna iedereen door partnerruil of toewending tot de homoseksualiteit in een woorddoordesemde scheiding lag. Mij staat een vrolijk en warm gezelschap bij. Wel had ik al een tuinbroek en van mijn ‘kleedgeld’ kocht ik zowel geitenwollen sokken als iets wat een Maojasje heette en eerder ruraal dan onverschrokken oogde.
Misschien denk ik ook met trots terug op het Socialisties Koor omdat het een tijd van grote verwachtingen was. Mij werd verteld dat ik talent had en dat ik daar alles uit moest halen. Later leerde ik dat dit een protestants idee was, nog later las ik Max Weber, maar het hielp allemaal niets. Ik moest me bevoorrecht weten, terwijl ik slechts het ongemak van ‘beter zijn dan’ voelde. Liever saboteren dan exploiteren, dat werd me meteen al duidelijk. Ik wou niet – en bij het Socialisties Koor hoefde dat ook niet. Anders dan het cliché van radeloze betweterigheid wil, was de sfeer er ontspannen, geborgen.
Het is moeilijk voor te stellen dat kinderen toen werden bejegend zoals nu. De gourmande is altijd nogal Hollands in de omgang geweest, maar sinds kort zegt ze me: ‘Liefste papa, kun je me helpen?’ Op het rapport van het taalkundig genie is een lijstje verschenen met gedragspunten van het type kan goed met conflicten omgaan. Op de turnles, een hobby volgens mij, hoort ze dat ze goed vooruitgaat maar bij kritiek ‘niet meer met haar ogen mag rollen’. De verzuiling is niet terug, het idee van onberispelijkheid heeft de publieke levenssfeer domweg opgerold. Dan communiceren we het maximale uit onszelf door allemaal dezelfde taal te spreken – ‘het grootkapitaal’ zal daar geen plaats in vinden.
Ook is het moeilijk voor te stellen dat een politicus in de tijd van het Socialisties Koor een lezing had gegeven zoals Mark Rutte die deze week voor het voetlicht bracht. De overtuiging van gelijkheid, maar dan op sociaal vlak, is passé. De Nederlandse premier onderzoekt juist ‘hoe we de rigiditeit uit ons voorzieningenstelsel kunnen halen, want daardoor staat het betere het goede soms in de weg. Er zit in ons systeem een soort ingebakken angst voor ongelijkheid. Dat is zo gegroeid. Iedereen krijgt hetzelfde, graag of niet.’
Dat persoonlijk voornaamwoord we intrigeert. Rutte pleit namelijk voor individuele vrijheid, die voor hem nu te veel gebonden is aan regels. Hij wenst meer zelfstandigheid en maatwerk, praktisch denken: ‘Niet uitgaan van het gereedschap dat er nu eenmaal ligt en daarmee elk probleem te lijf gaan. Maar andersom: elk probleem op zijn eigen merites beoordelen en daar vervolgens de goede instrumenten bij zoeken.’
Vanuit mijn ouderwetsheid, die plots aanvoelt als een halve eeuw onbeschaafd zijn, vrees ik dat hier slachtoffers van gaan komen. Vanuit de visie van Rutte ben ik mensen in hokjes aan het opsluiten, in dit geval van machteloosheid en achterstand.
Daartegen was ‘Bella ciao’ bedoeld, ook door middel van hoop. Van het partizanenliedje geeft Wikipedia een afgrondelijke Nederlandse vertaling. Ik hoorde het echter in de grootse versie die Wannes Van der Velde maakte voor Kollektief Internationale Nieuwe Scene (elpee De Herkuls ). In de schaduw van een bloem.

dinsdag 4 november 2014

And where there is despair

Over Arthur Lehning gaat het verhaal dat hij, een eeuw oud, als God in Frankrijk zo vergeetachtig was geworden, dat hij telkens aan juryleden vroeg wat de eer was die tot hun bezoek strekte. Van hun antwoord – de P.C. Hooftprijs voor het essay – was hij telkens intens gelukkig.
Zelf heb ik net ontdekt afgelopen jaar tweemaal geblogd te hebben over Margaret Thatcher en Franciscus van Assisi. Eerst in januari, daarna in oktober.
Ik ben er volgens mij nog niet helemaal uit of ik daarom moet lachen.
Wanneer zal het de volgende keer zijn? Eenparig versneld, februari volgend jaar? Als ‘het neoliberalisme’ bedacht blijkt te door Bakoenin? Of als L’Osservatore Romano onthult dat de paus in zijn jonge jaren voor Unabomber heeft gespeeld?