zondag 10 februari 2013

Zeven

Dat David Cameron de marathonvergadering over de EU-begroting doorbracht op een fond van Nespresso en Haribo wil ik aannemen. Ook andere feiten schijnen waar te zijn, maar erg veel peilloos geloof valt er ook weer niet aan te hechten. Een hit in mijn vormende era, eind jaren zeventig, was ‘Black Betty’ van Ram Jam. Ik kan me niets van die groep herinneren, vermoedelijk een one-hit wonder, maar het nummer schurkte onlangs tegen mijn actualiteitenkwab toen ik bij het zoveelste nagekomen onderzoek naar het begin der muzikale tijden stuitte op het nummer ‘Looky Looky Yonder’ van Lead Belly.
Wat is het origineel, en waar is het te vinden? Het nummer gaat dus over Loeki de Leeuw, aka de zwarte Betty Stöve.
Dat feitje moet weinig bekend zijn geweest destijds, gespitst als ik was iedereen de loef af te steken (daar heeft het potjeslatijn een fijne diagnose voor: nihilitus chronica). Werd het feitje onder de pet gehouden, zoals dat later zou worden genoemd? Ik begrijp dat er op zichzelf al twee Black Betty’s waren, omdat er een eerdere opname begin jaren zeventig was geweest, inclusief het historische coverfragment, door de band Starstruck.
Waar doet die klinkende naam me dan weer aan denken? Zeg maar evenveel aan Drees als Samsom? Voor de beantwoording van die vervaarlijk tegen het autobiografische keffende vraag ben ik met mijn alter ego’s geneigd eerst eens iets te drinken, maar wat?
De afgelopen zin vormde zich een hulpmiddel dat door presentatoren en andere favorite strangers wel ‘een bruggetje’ genoemd wordt.
Er was eens een Nederlands bandje dat Bots heette. De naam maakte zijn belofte waar. Het was een protestgroep vanuit linkse hoek die, zoals dat hoort in de genre-indeling der clichés, rock koppelde aan folk. Een picollofluit klinkt ook door hun beroemdste liedje, waaraan ik, andermaal tuimelend in mijn vormende era, trachtte te refereren: ‘Zeven dagen lang (Wat zullen we drinken)’. Dat daarvan versies zijn gemaakt in het Engels en Duits, wist ik ergens wel. Maar voor mij is het een revelatie dat bij ‘Sieben Tage Lang’ de hulp was ingeroepen van Günter Wallraff.
Voor de geboren kleurenkijkers onder ons: dit is ‘Germany’s equivalent of Michael Moore, but without the populist polemic.’
Natuurlijk, sinds de val van de Muur gaart door alles en iedereen dat voordien een linkse signatuur droeg het röntgenlicht van de verdachtmaking. Ze krijgen aldus een koekje van eigen deeg (gebakken uit 100% natuurlijke morele verontwaardiging). Aldus is Wallraff reeds gespot als prototypische Stasi.
Het feit dat hij popteksten hertaald heeft, neemt hem hoe dan ook voor mij in. Iets moeilijkers dan lyrics verzorgen, bestaat bij mijn weten in de schrijverij niet.
Sloeg het ook ergens op, raakte Wallraff snaren en zo, buiten uiteraard de parochianen? Ik lees, en voeg er redelijkheidshalve de muziek aan toe:

Was wollen wir trinken,
Sieben Tage lang,
Was wollen wir trinken,
So ein Durst.

Es wird genug für alle sein,
Wir trinken zusammen,
Roll das Fass mal rein,
Wir trinken zusammen,
Nicht allein.

Dann wollen wir schaffen,
Sieben Tage lang,
Dann wollen wir schaffen,
komm fass an.

Und dass wird keine Plackerei,
Wir schaffen zusammen,
Sieben Tage lang,
Ja schaffen zusammen,
Nicht allein.
Jetzt müssen wir streiten,
Keiner weiss wielang,
Ja für ein Leben
ohne Zwang.

Dann kriegt der Frust
Uns nicht mehr klein,
Wir halten zusammen
Keiner kämpft allein
Wir gehen zusammen
Nicht allein.


Een oordeel laat ik liever nog een bepaald aantal dagen wachten. Rijpen, heet dat. Overigens was ‘Zeven dagen lang’ gebaseerd op een Bretons volksliedje dat begin jaren zeventig door de harpist Alan Stivell opnieuw in de aandacht was gebracht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten