woensdag 14 maart 2012

Kleine wasjes, grote wasjes

Eindelijk trekt een programma waarover ik veel had gehoord en gelezen, nu geregeld aan mijn blik voorbij. Het blijkt zo beroemd en geliefd dat het aan zijn initialen genoeg heeft: DWDD. Dus ik zal maar meteen in de kerk vloeken. Nog steeds lukt het me niet er dagelijks voor bij de buis te blijven, laat staan dat ik een uitzending uit kan kijken. Mijn ontzag voor het professionalisme en het energieke weegt kennelijk niet op tegen een zwaardere sensatie: ik verveel me erbij. Die vaststelling verbaast me, omdat DWDD in het teken staat van een poëtica van de variatie. In hoog tempo vertoont het per keer vele onderwerpen, rubrieken en stemmen. Sommige van die stemmen liggen vast. Ze zijn van Bekende Nederlanders, die fungeren als sidekick van de presentator. Maar omdat ik al zo lang weg ben uit het vaderland, doen ze bij mij geen lichtje branden (en zouden ze, terwijl de stopzetting van het evenmin ruim genoten De Pers me niet onverschillig laat, mijn nieuwsgierigheid moeten wekken). Louter een voormalige voorzitter van de PvdA is mij vertrouwd, en een ex-voetballer die onlangs dezelfde kleren droeg als de avond tevoren bij Studio Voetbal. Mij is nog niet helder waaruit hun rol precies bestaat. Wel fascineert hun niet-aflatende bezigheid oordelen te vellen. Lijken ze daarom op het eerste gezicht iets weg te hebben van de opinist, het brede culturele verband in hun exercities blijft achterwege. Daar is ook geen tijd voor, dus moet de ultieme daad hunnerzijds het verdict zijn of iets/iemand deugt. Ik noem hen voorlopig ‘deontologisten’. Het grootste fenomeen van DWDD dunkt me de presentator. In zekere zin is dat logisch, want hoe je het ook wendt of keert, in zijn vak is hij de belangrijkste speler. Toch hoort ten minste de indruk te ontstaan dat een programma draait om de gasten. Hier niet: de presentator slaagt erin zoveel uit hen te halen dat, in een suizende spiraal, zijn wonderbaarlijke gave zich naar de voorgrond dringt. Zijn blik heet jongensachtig en is uitnodigend. Of hulpeloos? Het is me niet ontgaan dat hij werkt met een setje steekkaarten. En zijn vragen zijn in meerderheid constaterend. Zodoende lijken ze te polsen of de hem toegespeelde informatie klopt. Vermoedelijk sticht dat bij de gasten zo’n verwarring dat ze, behalve door verbijsterend veel te uiten, ‘zichzelf zijn’. Dit verschijnsel ken ik uit ervaring. Op een literatuurwetenschappelijke promovendicursus te België heb ik eens gevraagd naar het semi-idiote vierkant van Greimas. Als Hollander werd ik niet gehinderd door kennis, dus ik vroeg oprecht. De dienstdoende professor werd door die bizarrerie dermate in verlegenheid gebracht dat hij deze eerstejaarsstof lucide uit de doeken deed. Onwillekeurig leek ik de baas. De bewonderenswaardige toegankelijkheid van DWDD raakt aldus egocentrisch. Gesprekken kunnen hooguit inventariseren en evalueren. Elke proever zijn eigen schnitzel uiteraard, maar aan de orde stellen betekent dan onvermijdelijk samenvatten. Aan de ene kant is er de geringe tijd voor onderwerpen, die ze singletjeswaardig maakt, met pakkend refrein. Aan de andere kant hebben kijkers een inbreng, doordat ze uitlachwekkende televisieshots (per definitie van de concurrentie) mogen inzenden. Deze spiraalwerking noopt tot een join us. Mogelijk is het dit wat me aan het programma verveelt, het gevoel aanhoudend te worden behaagd. Indien mijn indruk – op basis van geringe kijkexpertise – klopt, dan zouden de moorden die door uitgevers en auteurs schijnen te worden gedaan om in het programma te komen mogelijk beter worden gepleegd om naast die eer te grijpen. Periodiek gesteggel achteraf inzake het schenden van een afspraak over het aantal minuten dat er over een boek zou worden gepraat, heeft ook iets treurigs. Weifelachtige karakters of mensen die overtuigd zijn van iets wat groter is dan henzelf, aan wie het ‘zichzelf zijn’ dus niet terstond valt af te lezen, kunnen het in het deontologisme van DWDD sowieso schudden. Da’s jammer, gelet op de aard van menige schrijver, zelfs als die, zoals bijna iedereen, authentiek van voetbal en popmuziek houdt. Het gaat erom daar vanuit stand, zonder schroom, kras vertolkte meningen over te kunnen geven. Heet dit niet ‘van je hobby je vak maken’? De korte tijd dat ik het programma nu zie, heb ik het idee gekregen dat al die onderwerpen en gasten in laatste instantie dienen als, om het in de taal van de wetenschappelijke globalisering van ooit te zeggen, latifundium. Het doel is welverdiend slap lullen onder elkaar. Zo begrijp ik ook de curieuze aankondigingen van items in het volgende kwartier: er zal zelfamuserend door blijven worden gepraat tot de klok luidt. Maar door dat laatste, tot in het spreekritme verifieerbare feit, treedt nog een spiraalgevoel in werking: ware bavardage kent geen sluitingstijd. Drie spiralen, nooit geen zwanger nie meer! Daarna nog even beseffen dat als het, zoals dat heet, inderdaad raar is te veronderstellen dat er over complexe zaken alleen op academische wijze kan worden gecommuniceerd, het join us zich evengoed beperkt tot ingewijden. De toegankelijkheid van DWDD is dus misschien wat pretentieus en promoveert de sidekicks tot leden van een ballotagecommissie. Historisch bezien lijkt het programma een vervulling van de angst die Jeroen Brouwers in de jaren zeventig uitsprak voor jongetjesliteratuur, en die hij situeerde rond de Amsterdamse krant Het Parool. Bizar, zowel Brouwers’ voorzienigheid als de volharding van het gedachtegoed. Het heeft even geduurd, met leuke bladen als Hard gras en Payola als voorboden, maar nu ontplooit zich het enthousiasme en ongebreideld zelfvertrouwen dat ook inherent is aan macht en dat mensen kan verenigen. Mogelijk ten overvloede onderstrepen de initialen de definitieve doorbraak van de jongensclub.

1 opmerking:

  1. Doorklikrecord dankzij http://ooteoote.nl/2012/03/dwdd-gefileerd/#comment-1153

    BeantwoordenVerwijderen