woensdag 19 augustus 2009

Capitulaties (of gewoon de warmste dag van het jaar)?

In dezelfde voor mij ongewone bron leken twee berichten te rijmen. Eerst meldde Nederlands Dagblad dat voor de aanstaande president van de RMS een Molukse republiek niet langer heilig was, daarna dat Nina Hagen zich had laten dopen.
De republiek werd in april 1950 uitgeroepen en datzelfde jaar door Indonesië neergeslagen, waarna ballingschap. Heden laat de president de onafhankelijkheidseis afhangen van de Molukse bevolking én van de Indonesische regering. Zeggenschap, vooral over de economie, acht hij belangrijker dan een politiek boterbriefje. Al voor de vakantie, toen zijn benoeming gloorde, blijkt hij die lijn te hebben uitgezet. Opnieuw in een protestants orgaan had hij verklaard dat er diverse stromingen waren waardoor samenwerking realistischer was dan eenheid. Coalities met andere volken binnen Indonesië achtte hij even nuttig.
De president wil pas ergens naar streven met steun van een meerderheid. Bij hem wint pragmatiek het van het naakte ideaal, de oplossing van de confrontatie. Nogal een verschil met ruim drie decennia geleden, toen geweld een vanzelfsprekend onderdeel van de strijd was (bezetting van een consulaat, treinkapingen, gijzeling in een school). Sterker, de president wijt het aan die era dat Molukkers nu met hun imago sukkelen en dat officiële instanties selectieve verontwaardiging uiten over andere volken door soortgelijke onrechtvaardigheden te negeren. Die status quo raakte eigenlijk ingebakken: ‘Na de opleving van de strijd in de jaren zeventig kwam er een gevoel van uitzichtloosheid’.
Toen ook vestigde Nina Hagen haar reputatie, niet alleen als virtuoos zangeres maar zeker als autonome vrouw. Antiburgerlijkheid, destijds gesmaakt door het establishment, zette de toon. Dat vrijgevochtene bulkte uit haar fameuze debuutelpee, die zo’n beetje elke muziekgenre beproefde. Dat Nederlands Dagblad haar ‘punkzangeres’ noemt, dunkt me een reductie. Maar dat beweer ik bij herbeluistering, als mij in tekst en muziek het theatrale aspect opvalt dat voortdurend neigt tot satire en stijlbreuk. Zo valt haar werk voor mij nog dieper in te bedden in de jaren zeventig van de rockopera’s en Hauser-Orkaterachtige dingen.
Vergroot ik zo het contrast met de toetreding tot de kerk? In een derde protestants medium ontwaarde een dominee een natuurlijke ontwikkeling bij Hagen. Die teleologie valt me zwaar. Het is ook zo’n cliché, met een ceremoniemeester die weet dat Nina het altijd had betreurd ‘dat ze als kind van atheïstische ouders niet gedoopt was’. Van het ene extreem in het andere – van hyperindividualisme tot verzwelging in prescriptieve collectiviteit. Wel springt op Hagens weblog deelname aan menige maatschappelijk-ecologische actie in het oog en de ironie wil dat het net genoemde medium ook een artikel had over filosoof Koo van der Wal: in excentrisch milieuengagement, zelfoverschrijding dus, bespeurt deze kansen voor een nieuwe religiositeit.
De shufflefunctie op mijn mp3-speler had me nota bene net naar de Nina Hagentijd gecatapulteerd met de zalige Molukse band Massada (beider debuten stammen uit 1978). En zo was daar het nummer ‘Unknown Destination’:

We lost our way in a fight
Let's give us a helping hand
We can sleep neither day or night
'Cause we're strangers in this land

People, where's the old relation?
People, where's our destination? (…)

People, who wants an unknown destination?
People, you don't need it, I don't need it, we don't need it
People, where's the good vibration?
Whatcha gonna do now?

Alsof de nieuwe president hier al spreekt! De muziek geeft echter een tweesporenbeleid: gladde noorderfunk die wordt doorbroken door een lang instrumentaal jazzrockstuk dat met name de drummer niet echt kan dragen. Onbedoeld sorteert dat een folkloristisch effect, wat iets aangrijpends heeft. En gelukkig zijn er genoeg andere nummers, ‘Ibu dari adsal ku’ bijvoorbeeld en ‘Sageru’ natuurlijk, waarop de Melanesische traditie zich effectief paart aan zuiderlatin.
Even waande ik me in repetitieruimtes in een Molukse wijk uit die tijd. In de schuur van (de ouders van) onze extreem begaafde gitarist, en bij uitbreiding in de straten en op een groot voetbalveld, hing een ongrijpbaar aantrekkelijk sfeertje. Over het geweld, dat mij als beroepswatje mateloos fascineerde, werd niet gesproken. Het was muziek voor en na, Santana uiteraard én mij geheel nieuwe bands op de rand van de kitsch: Casiopeia, Gino Vanelli…
Die schuur had als voordeel dat ze dicht bij de keuken was. Maar het bleef een noodoplossing voor het wijkgebouw, waar er volop ruimte was en het geluid, in mijn herinnering, schier transparant naar onze hoofden vluchtte. Alleen was het op een dag tot de grond toe afgebrand; niemand wist hoe en waarom.

1 opmerking:

  1. Van Nina Hagen mag eigenlijk niets verbazen. Juist vanwege haar individuele veelstemmigheid en voor geen gat te vangen zijn, vond ik haar sinds '78 fascinerend. Iemand die voortdurend uit symbolische of vermeende dwangbuizen uitbreekt. Na de DDR zou je voor minder. – Vreemd dat dominee De Boer in Trouw een passage in 'Aufm Friedhof' over het hoofd ziet die in z'n teleologische verklaring had gepast. Tijdens het luidruchtige refrein van de (ik veronderstel fictieve) Wir-vampieren hoor je plots stilletjes "Jesus?! / Hier is Nina." (Ook in handschrift op het tekstvel.) In katholieke oren heeft zoiets een groot "Zie de dienstmaagd des Heren / Mij geschiede naar uw woord"-gehalte. Of, oud-testamentisch, Samuel: "Heer, Uw dienaar luistert." – Elders op de LP wil de 'sie' (Nina H.?) "ein Fisch im Wasser sein", maar beperkt zich tot "sie will mit Wasser sich besaufen" (een interessante paradox), dus nog lang niet (laten) 'taufen'. Ze ageerde immers toen nog als de duivel in het wijwatervat.

    BeantwoordenVerwijderen